Ondori Bonsai

Ondori Bonsai

Inheemse bomen als bonsai

De kastanje (Aesculus Hippocastanum) als bonsai

Het lijkt niet echt vanzelfsprekend. Grote bladeren en dan zo'n kanjer van een boom. Toch is van paardenkastanje een mooie en zeer goedkope bonsai te maken. Of een prachtig bosje. Ruim de helft van alle paardenkastanjes die je half in de grond legt kiemt en is na één jaar ca. 15 cm hoog. Dan begint het. Het volgende jaar nijp je na het eerste paar bladeren in en het boompje splitst zich en soms lopen slapende knoppen her en der op het stammetje uit. Meestal kan je dat nijpen van de knop tweemaal per jaar doen. Je hebt dus na het tweede jaar ca. vier knoppen en na het derde ergens tussen de acht en de zestien knoppen. Bovendien verkleint het blad door de snoei tot minder dan de helft. Zo krijg je op vrij korte tijd een heleboel interessante en leerzame startplantjes
                                        
Bemesting: Vanaf het uitlopen (of drie weken na het verpotten) om de twee weken vloeibare meststof  toedien, een vrij krachtige samenstelling overigens. Ga in juni over op organisch materiaal (korrels of pallets). Na de augustuspauze geef je tot eind oktober een ander vloeibare meststof met een lager stikstof gehalte.
Standplaats: In de volle zon, behalve in het heetst van de zomer ivm bladverbranding.
Snoeien: Is nodig om twee redenen. Bij de opkweek om kortere internodiën (afstand tussen de knoppen) te krijgen en later vooral om uit te dunnen. Zo nodig het volgende jaar de callus randen even aansnijden om het verder dichtgroeien van de wond te bevorderen. Bij onzorgvuldige behandeling blijven de wonden, ze rotten gemakkelijk. Men zou dan nog kunnen besluiten ‘uro’(=holte) of ‘ saba-miki’ (= holle stam) te maken. Bedenk wel dat die bij paardekastanje ook heel wat zorg vergen. Bij het snoeien van één- en tweejarige takken, laat men boven de overige bladeren of knoppen minstens 2 cm staan.  Anders droogt de twijg in en verlies je de onderstaande knoppen. Tijdens de winter kunnen deze resterende stompjes zonder gevaar volledig weggenomen worden. Bedraden is bij de paardekastanje volledig overbodig. Als men de hiervoor genoemde methode juist toepast verkrijgt men voldoende takken die op de juiste plaats staan en de juiste richting uitgaan. Goed selecteren is hier dus de boodschap. De twijgen zijn trouwens dermate stug dat ze zich moeilijk laten buigen. Men kan hoogstens een onnatuurlijk gebogen tak krijgen, of erger nog, takbreuk. Bovendien groeien de draden snel in. Naast het jaarlijkse weg nemen van de eindknoppen is bladsnoei even essentieel om een mooie volle kruin te krijgen. Bladsnoei ieder jaar toepassen in juni, drie à vier wekenlater zal de kruin weer in volledig groen staan. Reeds na twee jaar krijgt men over de hele boom bladeren van 3 tot 5 cm.
Temperatuur: Het weer heeft weinig vat op de boom. Alleen bij zeer heet weer  moet de boom in de schaduw. Anders is het gevaar voor bladverbranding en een vroegtijdige herfst zeer groot. De paardekastanje is ruim winterhard. Bij zwaar vriesweer (= ook op het middaguur temperaturen van –5°C of lager) plaats je de bonsai windvrij en dek de pot af met bv.stro. Plaatsing in een koude serre of in een onverwarmde garage kan ook. Zorg ervoor dat ook in de winterberging de drainage van de boom verzekerd blijft. Hele kleine boompjes gaan natuurlijk sneller in de winterberging.
Verpotten: Verpot om de twee jaar, waarbij zeker éénderde van de wortelkluit weggenomen wordt. Selecteer de eerste jaren nauwkeurig de oppervlakte wortels. Kies er een vijftal. Een groter aantal geeft oppervlakte wortels die nooit dik zullen worden en die nooit de bastkarakteristieken van de stam zullen krijgen.
Water: Geef ruim water. Deze loofboom heeft dat nodig en bovendien werkt het grondmengsel het overtollige water tijdig weg.
Vermeerdering: Verzamel in oktober de zaden. Bewaar ze buiten onder een dikke laag bladeren of stro. Zaai in het voorjaar in een zeer zandig mengsel, zaaidiepte 3 à 4 cm. De plaatsing van de noot is belangrijk. Probeer verschillende manieren, de kiem naar onderen, opzij of naar boven. Dit zal telkens resulteren in een andere stamaanzet. Men zaait in het voorjaar de zaden 25 cm uit elkaar. Na 4 weken verschijnen reeds de eerste plantjes. De kiemkracht tenslotte bedraagt 90%. Verpotten kan reeds het volgende najaar. Het verdient de voorkeur de planten gedurende twee jaar ongemoeid te laten doorgroeien. Neem vanaf dan de grootste eindknoppen weg, dit resulteert ineen betere vertakking. Normaal lopen de kleine knopjes die zijdelings langs de grote eindknop zitten niet uit. Door deze laatste te verwijderen lukt dat wel. Als de internodïen te groot zijn, laat de twijg een heel jaar uitgroeien en snoei die tijdens de winter sterk terug. Op het eind van de volgende lente zullen er zich zeker tal van knoppen zich ontwikkelen. Zoveel zelfs dat men zal moeten selecteren. Bij de bovenstaande zaaimethode krijgt men bomen die een te lange stam hebben. Geen probleem. Kies uit je vijf tot zeven jaar oude boom het gedeelte dat je het mooiste vind en marcotteer het. Zet de marcot half juni en neem het resultaat weg begin september.Het volgende voorjaar voorzichtig verpotten en het te veel  aan nebari wegnemen.                                               
De lijsterbes (Sorbus aucuparia) als bonsai
Iedereen kent de lijsterbes wel. Het is een van de meest voorkomende struiken in onze wilde natuur. Ook in tuinen vind je ze aangeplant. Soms zijn het dan variëteiten die wat kleur en bladvorm afwijken van de wilde soort. Het is een bijzonder dankbare en gemakkelijke soort. Lijsterbes groeit op zowat alle gronden en in de meeste omstandigheden. Voor een bonsailiefhebber is het een zeer gemakkelijke soort omdat ze zeer verdraagzaam is in allerlei omstandigheden. Meeldauw kan in bepaalde omstandigheden het uitzicht wat bederven. De plant zelf heeft er weinig last van. Je kan werkelijk alle vormen uitproberen.
                                         
                                          
Standplaats: Hij houdt van volle zon en is bij ons volledig winterhard.
Water en voeding: Tijdens de groeimaanden alle dagen water geven. In de winter de wortelkluit vochtig houden. Een paar keer per jaar mestkorrels ( liefst bonsaimest ) op de aarde leggen of licht inwerken, dit telkens op een andere plaats.
Verpotten: Minstens om de twee jaar in de vroege lente voor het uitlopen. Gebruik basisgrondmengsel.
SnoeiLijsterbes groeit betrekkelijk snel en kan vlot gesnoeid worden. In de zomer (begin juli) kan je bij een gezonde plant probleemloos bladsnoei (snoeien van alle blaadjes, terwijl je de steeltjes laat staan) toepassen.
Het resultaat zijn snel uitlopende nieuwe en nog kleinere blaadjes.  Snoei het hele jaar door op twee of drie blaren, tenzij je bepaalde takken sterker wil laten uitlopen. Totale bladsnoei kan.
Vermeerdering: Zaailingen kun je overal vinden.Of zelf zaaien van bessen kan zonder problemen in winter of lente.
Wilg (salix) als bonsai 
Wilgen zijn zeer bekende bomen in ons landschap. Meestal zijn ze te vinden in de vochtige gebieden of langs de waterkant. Daarnaast zijn er de mooie treurwilgen. En in tuincentra vind je soms zeer kleine, fijnbladige variëteiten (o.a. van Salix purpurea - Bittere wilg). De meeste wilgen hebben een klein blad, zijn tevreden met een minimum aan verzorging en zijn dus bijzonder geschikt voor bonsai. Je kan bijvoorbeeld zeer eenvoudig knotwilgen tot bonsai bewerken. Dat kan je dan nog eens van zeer klein tot zeer groot. Stekken groeien immers zonder problemen in alle diktes. Salix babylonica (treurwilg) kan je eveneens bewerken tot een mooie treurbonsai. Alleen moet je hier veelvuldig bedraden om de jonge twijgen de treurvorm te laten aannemen. Dit is echter niet moeilijk en tegelijk een zeer goede oefening om het bedraden onder de knie te krijgen. Kleuren en variëteiten maken de wilg nog interessanter. Een goede oefenboom dus. De zg. paasboom of krulwilg is niet direct geschikt.Hij is gewoon TE grillig.        
                                             
Standplaats: Zon of halfschaduw. Hij kan zeer goed tegen vorst in onze streken.
Water en voeding: Tijdens lente en zomer dagelijks en zeer veel. Bij zeer warm weer kan het zinvol zijn ze in een diepere schaal te plaatsen. In de winterperiode vochtig houden.
Verpotten: Jaarlijks. Basisgrondmengsel of zelfs gewone potgrond.Snoei: In de vroege lente bij knotbomen alle takken wegsnoeien. Bij andere vormen tot op een paar knoppen (bv. treurboom).
Vermeerdering: Stekken kunnen het gehele jaar genomen worden in alle diktes.
Zomereik (Quercus robur) als bonsai
                                  
Standplaats:Aan de standplaats stelt de eik geen bijzondere eisen, alleen niet te donker. Zelfs volle zon en harde wind kunnen ze goed verdragen. In de natuur kunnen ze het op de moeilijkste plekken volhouden. Denk maar aan duin,- of heide gebieden in Nederland.Alleen zijn ze als bonsai-eik nogal gevoelig voor vorst. Goede bescherming van de wortelkluit is dan ook erg belangrijk. Ook de uitlopers in het vroege voorjaar zijn kwetsbaar tegen nachtvorst. Gelukkig loopt de eik als één van de laatste uit in het voorjaar.
Verpotten: Verpotten moet men nooit in de herfst doen, daar de eik veel voedsel opslaat in zijn wortels. Indien men tijdens het verpotten dan wortelsnoei geeft, 'verhongert' de plant in het voorjaar. Het beste tijdstip om te verpotten is in het voorjaar, ergens tussen februari en april in.
Snoei: De eik verdraagt goed snoei. Gaat men van start met zaailingen, dan kunt u ze het beste terugsnoeien vanaf hun derde groeiseizoen. Hou er rekening mee dat de top van een eik altijd zeer sterk uitloopt en zodoende erg veel kracht van de onderste takken kan wegnemen. Bovendien loopt in het voorjaar vaak alleen de eindknop van een eik uit. Verwijdert men deze eindknop voor het uitlopen, dan lopen ook de zijknoppen uit, waardoor men gelijk een fijnere vertakking ontwikkeld.Indien men met een jonge eik te maken heeft, laat dan de eerste uitloop minstens 20 tot 30 cm. lang worden alvorens ze af te knippen. Na iedere snoeibeurt zal de eik na ongeveer drie weken weer uitlopen. Na eind juni niet meer snoeien in verband met het afharden van de bladeren en takken.Een goed bemeste oude eik kan twee keer bladsnoei per jaar verdragen. Laat bij de zomereik, die praktisch steelloos is, een klein stukje van het blad staan, een hieltje. Hou vooral het bovenste deel van de boom in de gaten, deze moeten altijd eerder of sterker gesnoeid worden. Komen er later toch te grote bladeren, neem die dan weg.
Een eik laat goed bladverkleining toe, zelfs met de grote bladeren van de Amerikaanse eik is het goed te doen!
Een eik uitgraven kan alleen succesvol verlopen indien het gebeurt in het vroege voorjaar, ongeveer vier weken voor het uitlopen. Laat ze anders a.u.b. staan, er wordt al genoeg geroofd uit de natuur!
Vorming: Bedraden gaat heel goed bij jongere takken. Oudere takken kan men het beste met spandraden in model brengen. Wat de vorming betreft, de eik kun je in alle Japanse stijlen vormen, maar daar een aantal vormen niet als zodanig in de natuur voorkomen, kan het effect soms onnatuurlijk zijn. Kijk dus altijd naar de natuurlijke groeiwijze van een boom voor het beste natuurlijk ogende resultaat.

De beuk als bonsai
De beuk is ook een zeer goede, sterke bonsai. Hij leent zich wel niet tot echt kleine bonsai. Daartegenover staat dat hij zeer winterhard is, gemakkelijk te krijgen en betrekkelijk gemakkelijk te bewerken. Redenen genoeg om hem in het assortiment op te nemen. Daarnaast zijn er een paar oosterse beukensoorten met een kleiner blad die ook zeer mooi ogen en de moeite van het proberen waard zijn. Onze gewone beuk is nogal traaggroeiend, zeker in pot. Een reden waarom hij vlot kan gebruikt worden om een bosje te scheppen. Zo is hij zeer snel tot een bonsaitafereel te vormen. Zijn diverse bladkleur- en bladvormvariëteiten vergroten nog zijn waarde als potentiële bonsai.
                                             
Standplaats: Hij houdt van volle zon en is bij ons volledig winterhard.
Water en voeding:Tijdens de groeimaanden alle dagen water geven. Voorzichtig met water op de bladeren. In de winter de wortelkluit vochtig houden.Een paar keer per jaar mestkorrels ( liefst bonsaimest ) op de aarde leggen of licht inwerken, dit telkens op een andere plaats.
Verpotten: Minstens om de twee jaar in de vroege lente voor het uitlopen. Oudere bomen elk jaar nakijken.Gebruik basisgrondmengsel.
Snoei: Nijp in de lente nieuwe loten in tot op twee of drie bladeren, tenzij je omwille van de vorm bepaalde takken sterker wil laten uitlopen.Geen totale bladsnoei toepassen.
Vermeerdering: Vers zaad zaaien in de herfst of lente. Jonge boompjes bij de boomkweker
Meidoorn (Crataegus) als bonsai
De meidoorn is een boom met veel bonsaimogelijkheden. Je kan er  verschillende vormen mee uitproberen. De rode vruchten zijn in het najaar een sieraad. Bovendien kan je hem gemakkelijk en voordelig te pakken krijgen. Kortom, een aantrekkelijke bonsai.
                                        
Standplaats: Liefst in volle zon. Zeer goed bestand tegen wind en vorst. Alleen zeer jonge exemplaren beschutten bij hevige vorst.
Water en voeding: Het ganse groeiseizoen dagelijks ruim water geven. In de winter net vochtig houden.
Verpotten: Jaarlijks vroeg in de lente of herfst tot de leeftijd van ca. 10 jaar. Daarna om de twee jaar of minder (kluit nakijken). Basisgrondmengsel.
Snoei: Snoei nieuwe scheuten in  tot twee of drie bladeren. In vorm brengen na de bloei. Drastische vormsnoei kan tijdens de winter.
Vermeerdering:  Kan zeer goed gewonnen worden uit zaad. In de vakhandel vind je diverse variëteiten. Goed te marcotteren.
De Spaanse aak (acer campestre) als bonsai.
De Spaanse aak of veldesdoorn is de enige esdoornsoort die bij ons inheems is. Hij heeft een betrekkelijk klein en sierlijk blad dat in de herfst gelig kleurt. Dit op voorwaarde dat hij behoorlijk wat zon krijgt. Hij leent zich zeer goed tot het kweken van bonsai in onze streken omdat hij behoorlijk winterhard is. Natuurlijk steeds opletten met heel jonge boompjes. Een echt boompje om mee te experimenteren.Verwanten als de Gewone en de Noorse esdoorn (Acer pseudoplatanus en Acer plantanoides) zijn groter en forser met een veel groter blad. Ze lenen zich echter zeer goed tot grote formaten. Bij een goede (wortel)snoei kan je een behoorlijke bladverkleining bereiken.Alle vermelde esdoorns ontplooien zich sneller tot bonsai als ze een paar jaar in volle grond gekweekt worden.
                               
Standplaats:  Volle zon en is volledig winterhard (uitgezonderd heel jonge exemplaren).
Water en voeding: Tijdens de groeimaanden elke dag water geven. In de winter de grond vochtig houden. Een paar keer per jaar mestkorrels ( liefst bonsaimest ) op de aarde leggen of licht inwerken, dit telkens op een andere plaats.
Verpotten: Om de twee à drie jaar in de vroege lente voor het uitlopen.Gebruik basisgrondmengsel.
Snoei: Snoei het hele jaar door op één of twee bladeren. Lange uitlopers haal je best helemaal weg.Totale bladsnoei kan eind juni. Knippen zo dicht mogelijk bij het blad.    Je krijgt dan kleinere blaadjes.
Vermeerdering: Zelf zaaien van de zaden kan zonder problemen in de winter.
Stekken van Acer campestre kan in de zomer (juli-augustus). Zelfs volop te vinden in bermen in de maanden oktober november. In een kwekerij kan je meestal zaailingen kopen per 10, 20 of meer. En dit tegen een lage prijs.
De gewone esdoorn (Acer pseudoplatanus) als bonsai 
De gewone esdoorn groeit als een onkruid in onze bossen, heggen en hagen. Soms schiet hij ook op in de tuin.
                                  
Standplaats: In de volle zon en is  volledig winterhard.
Water en voeding: Zie Spaanse aak
Verpotten: Om de  drie tot vijf jaar in de vroege lente voor het uitlopen.Gebruik basisgrondmengsel.
Snoei:  Zie Spaanse aak
Vermeerdering: Zelf zaaien van de zaden kan zonder problemen in de winter.Jonge planten zijn volop te krijgen en te vinden.
Zwarte Els (Alnus glutinosa) als bonsai
Het lijkt misschien gek om een dergelijk grootbladige inheemse plant tot bonsai om te vormen. Toch is het eenvoudige, gemakkelijk te vormen boom met meestal van nature uit een mooie vorm. De grote bladeren verkleinen vrij snel, zeker als je durft te snoeien en niet te veel bemesting geeft. Ook in de winter is hij erg mooi met zijn dikke, koperkleurige knoppen. Als dan die knoppen uitlopen, zijn de eerste prille blaadjes een pracht.
                                             
Standplaats: Volle zon of halfschaduw. Volledig winterhard in ons zeeklimaat.
Water en voeding: Het hele groeiseizoen dagelijks veel water geven. Als het erg warm is, de pot in een ruime water-onderschotel zetten. In de winter vochtig houden.
Verpotten: Om de twee jaar verpotten eind februari, begin maart tot hij een tiental jaren oud is. Daarna volgens noodzaak (wortels elke lente nakijken). Basisgrondmengsel.
Snoei: Bij elke groeisprong (lente en soms nog eens in de zomer) na twee/drie blaadjes wegknippen. Sterkere snoei zo nodig bij het verpotten.
Bedraden: Kan het gehele jaar goed bedraad worden. Doordat de els snel groeit is het wel opletten dat de aangebrachte draad niet gaat ingroeien. Om de week zelfs nakijken in het groeiseizoen. 
Vermeerdering: Dit is een plant die je zonder natuurschade als jong plantje kan inpotten. Blijf natuurlijk uit natuurgebieden. Je kan de zaadjes uit de katjes ook zaaien. In de vakhandel kan je ze voor een paar euro kopen in bundels van tien.